Waarschijnlijk is het bij iedereen die fotografeert wel bekend; De belichting van je foto wordt bepaald door je diafragma, je sluitertijd en de ISO- waarde. Dit geldt bij zowel bij een Spiegelreflex als bij een compact camera.

Minder eenvoudig is het juiste gebruik hiervan. Waarom gebruik je een bepaalde sluitertijd, diafragma of ISO-waarde.

De ISO waarde is een speciaal geval. Deze brengt eigenlijk alleen maar nare ruis. Het liefst wil je je camera alleen gebruiken op de laagste stand, iso100 of 200, afhankelijk van je camera. De ISO omhoog schroeven doe je eigenlijk alleen maar in uiterste nood.

De belichtingsdriehoek

Bij de belichtingsdriehoek zie je de drie belichtings mogelijkheden en de daarbij behorende effecten. Dit effect kan nadelig zijn maar ook gewenst.

Sluitertijd Bewegingsonscherpte of bevriezen van het bewegende beeld
Diafragma Veel scherpte diepte of weinig scherptediepte (Depth Of Field, DOF)
ISO gevoeligheid Weinig of meer RUIS.

 

Sluitertijd

Voor de meeste mensen is het logisch wat er met de sluitersnelheid gebeurt. Dit is de meest eenvoudige.

Hoe langer de sluiter open, hoe meer licht maar ook hoe meer bewegende voorwerpen onscherp op de foto komen. Dit kan gewenst zijn om dynamiek in de foto te maken of ongewenst. Als je een bewegend voorwerp wilt bevriezen (zonder beweging scherp) dan zul je waarschijnlijk een korte sluitertijd nodig hebben. Afhankelijk natuurlijk van de snelheid en afstand van het voorwerp. Een rijdende hogesnelheids trein op 1 kilometer afstand zal met een langere sluitertijd scherp zijn dan diezelfde trein op 1 meter afstand.

Eigenlijk hoort hierbij ook het statief als belichtings onderdeel. Met een statief kun je ook je belichting beïnvloeden, immers je kunt een langere sluitertijd gebruiken bij statische voorwerpen. Hiermee kun je de effecten van de sluitertijd combineren. Denk weer aan de trein die dichtbij langs raast.

Met een iets langere sluitertijd zal de trein er bewogen op staan. De rest van de foto zoals bijvoorbeeld het perron of de slagbomen zijn dan wel scherp. Denk eens aan de mogelijkheden ’s avonds of met weinig licht.

 

Diafragma

Het diafragma regelt twee ‘effecten’. Een klein diafragma (groot getal bijv. f11 of f16)) geeft weinig licht door. Er is slechts een klein gaatje over in de lens. Een groot diafragma (klein getal bijv. f2.8)werkt precies andersom. Er komt veel licht door de lens. Logisch.

diafragma, illustratie, irene van der meijs, illustrator,

Elke voordeel heeft zijn nadeel; Hoe groter je diafragma hoe kleiner je scherpte diepte wordt en uiteraard werkt dit ook andersom. Hoe kleiner je diafragma hoe meer scherptediepte je zult hebben.

Over scherpte diepte is veel te vertellen, maar heel simpel: Bij een kleine scherpte diepte zijn slechts voorwerpen op één en dezelfde afstand scherp. Bij een grote scherptediepte zijn er veel onderwerpen op je foto scherp die zich op verschillende afstanden bevinden.

Zie de illustraties hieronder:

Op bovenstaand plaatje zie je alleen het tweede mannetje scherp. De mannetjes voor en achter hem zijn onscherp. Er is dan een kleine scherptediepte.

Bij het tweede plaatje zijn alle mannetjes scherp. Nu heb je dus een grote scherptediepte.

[box color=”red” icon=”” ] Bij een Spiegelreflex Camera staat het diafragma helemaal open als je door je zoeker kijkt. Je ziet dan de kleinst mogelijke scherptediepte [/box]

Bij het maken van een portret kan een kleine scherptediepte heel mooi zijn. Je kan er voor zorgen dat je model scherp is maar de achtergrond onscherp. Deze twee onderwerpen bevinden zich op twee verschillende afstanden. Je gebruikt dus een groot diafragma (f2.8 tot f 5.6 al naar gelang je lens en brandpuntsafstand)

Bij het maken van bijvoorbeeld architectuur foto’s wil je absoluut geen onscherpte in je foto. je gebruikt dan meestal een grote scherptediepte.

ISO-gevoeligheid

Zoals ik al schreef geeft de iso-gevoeligheid alleen maar ellende in de vorm van ruis. Dus mijn tip is hou deze waarde zo laag mogelijk. Wil je een mooie scherpe foto met mooie rustige vlakken? Hou je ISO laag (50 tot 200 ISO). Daarboven wordt het altijd beduidend minder.

Jazeker. Er zijn camera’s die er prima mee om kunnen gaan tegenwoordig. Maar altijd ten koste van de kwaliteit. Soms ontkom je er niet aan of is het foto-moment belangrijker dan de ruis, dan moet je gewoon je ISO omhoog zetten. Vaak kun je met een ruis onderdrukker (denoise) nog wel wat verbloemen maar ook hier zal het dan altijd ten koste van je scherpte gaan.

Wil je dan toch kunstzinnige foto’s maken en wil je expres ruis in je foto doe dat dan niet tijdens het fotograferen. Via photoshop kun je hele mooie ruis toevoegen. Je hebt dan alles zelf in de hand en kunt de ruis naar smaak aanbrengen. Is het teveel of niet mooi, dan kun je terug.

Ten slotte

Er is maar één manier om de belichtings mogelijkheden die je hebt optimaal te benutten. Handmatig belichten. Kies je diafragma, kies je sluitertijd en gebruik een statief indien nodig.

Gebruik de belichtingsmeter op je camera ter indicatie maar houd er rekening mee dat de meter je soms voor de gek houdt. Je camera heeft geen idee wat je voor de lens hebt, een sneeuwlandschap of een stadsgezicht in de nacht.

En vergeet niet, wie geen fouten maakt, maakt meestal niets.